Kan een basisinkomen het statuut van de freelancer verbeteren?

Een basisinkomen voor iedereen, ook voor freelancers? Een goed idee? Op basis van het boek Win For Life van Nele Lijnen, politica voor Open Vld, sommen we 5 voordelen op van een basisinkomen voor zelfstandigen.

Het debat over het basisinkomen blijft actueel. Fervente voorstander Nele Lijnen haalt in haar boek Win For Life heel wat voordelen aan en weerlegt tegelijk de nadelen.

Of het concept als dusdanig succesvol uitgerold en geïmplementeerd kan worden is moeilijk in te schatten, omdat je het niet zo maar een beetje kunt proberen. Experimenten met een beperkte scope bieden geen correcte resultaten en een volledige implementatie kent alsnog te weinig draagvlak.

5 voordelen basisinkomen voor freelancers:

  1. Het basisinkomen past binnen de zoektocht van de freelancers naar meer vrijheid en autonomie. De balans privé-werk is ook gemakkelijker in evenwicht te houden. Het creëert dus een psychologisch voordeel.
  2. Het basisinkomen zou drempelverlagend kunnen werken voor zij die stap willen zetten naar het zelfstandigenstatuut.
  3. Voor actieve freelancers zou het basisinkomen meer ruimte bieden om op zoek te gaan naar klanten waarvoor zij de best mogelijke diensten kunnen leveren. Iets waar zowel de freelancer als de klant belang bij heeft.
  4. Het basisinkomen zou ervoor zorgen dat freelancers meer tijd kunnen investeren in het op peil houden van de eigen kennis en specialisatie.
  5. Er zou ook meer tijd en ruimte zijn om als freelancer deel te nemen of zelf belangeloos mee te werken aan diverse projecten waaronder professionele netwerken (beroepsvereniging, community’s,…).

Denk je even mee? Zie je nog andere voordelen?

Meer lezen

Nele Lijnen, Win for Life, Pelckmans Pro 2017 (ISBN 9789463370387)

Website: https://www.winforlifeboek.be/

__________

Deze post verscheen eerder ook op Nextconomy.be 

5 lezenswaardige boeken voor de zelfstandige professional

Het is voor veel freelancers meestal niet de eerste keuze om een boek te lezen dat niet onmiddellijk over het vak zelf gaat, maar eerder over hoe ze als professional in het leven staan. Hieronder vijf interessante boeken waarvan de eerste twee sterk in de diepte gaan, terwijl de twee volgende meer raakvlakken hebben met de dagelijkse praktijk en tot slot een luchtig boekje om af te sluiten.

 

Je Binnenste Buiten doet wat de titel zegt: het laat je reflecteren over een sterke professionele identiteit als basis om als professional weerbaar te zijn, makkelijk samen te werken en vooral om meer richting te geven aan je zelfontwikkeling. De ruim 500 pagina’s nemen je mee langs heel wat theoretische modellen en onderzoeken, maar blijven door de helderheid van taal en de strakke onderliggende structuur boeiende lectuur.

Je Binnenste Buiten, Manon Ruijters (red.) , Vakmedianet, 2015

 

Leiding geven aan professionals? Niet doen! van Mathieu Weggeman gaat op de eerste plaats niet over de zelfstandige professional op zich, maar over de kenniswerker die zich in organisaties staande moeten houden tegenover collega-professionals en vooral de manager die er enkel op uit blijken te zijn om het professionals lastig te maken door hen te sturen en te controleren. De profilering van en inzichten over de professional zijn niettemin heel waardevol voor de freelancer (onder meer over inzet van kennis, specialisatie, professionalisering).

Leidinggeven aan Professionals? Niet doen!, Mathieu Weggeman, Scriptum, 2007

 

De ondertitel van het boek Professionaliseren als professional: ‘Maximale autonomie en minimale sturing’ vat het gedachtengoed dat Alders wil meegeven goed samen. Als professional kan je nu eenmaal alleen excelleren en jezelf onderscheiden als je voldoende ruimte hebt om je kennis toe te passen en te converteren in waarde. Zonder ruimte ben je een uitvoerder en geen professional. Alders verkent hoe je best die ruimte optimaliseert en vooral ook managet – je bent immers verantwoordelijk voor je eigen waarde. Die kan je best evalueren volgens zijn EEE-model (efficiëntie, effectiviteit en energie).

Professionaliseren als professional, Gerard Alders, Scriptum, 2014

 

De Ondernemende Professional van Frank Kwakman en Cris Zomerdijk is het meest praktische boek in dit rijtje. Het biedt professionals een hele reeks inzichten hoe zij in een snel veranderende omgeving als professionele dienstverlener hun toegevoegde waarde kunnen blijven aantonen. En dat op verschillende vlakken: vinden van nieuwe klanten, relatiemanagement, marketing en ondernemerschap waarbij samenwerking en deel uitmaken van netwerken en community’s centraal staan.

De Ondernemende Professional, Frank Kwakman en Cris Zomerdijk, Van Duuren Management, 2012

 

Uurtje factuurtje van Alex van der Hulst is een zomerse afsluiter. De verhalen en voorvallen zijn voor veel freelancers ongetwijfeld herkenbaar en de luchtige verteltrant brengt je in een sfeer van zelfrelativering en loutering. Maar bovenal blijft het een warm pleidooi over het freelancerschap.

Uurtje Factuurtje, Alex van der Hulst, Nieuw Amsterdam, 2017

Dit artikel verscheen eerder op nextconomy.be

Komt dat ooit goed tussen managers en professionals ?

Het boek Managers en Professionals van Hans De Bruijn biedt enkele interessante inzichten over de relatie tussen managers en professionals. In deze situatie zijn de managers op zich geen professionals, maar sturen zij de professionals aan, bijvoorbeeld een team bestaande uit vijf advocaten en een office-manager. Ook zelfstandige professionals kunnen er iets uit leren, voor henzelf, maar ook voor hun werkrelatie met managers en professionals.

Professionals voeren complexe taken uit en hebben daarom autonomie nodig en het recht op vertrouwen dat zij de taken goed zullen uitvoeren. Kenmerkend voor professionals zijn ook een groot gevoel van beroepseer en de inbedding in de professionele beroepsgroep waar via contact met medeprofessionals controle en kwaliteitsbewaking plaatsvindt.

Tacit knowledge

Een moeilijkheid is dat de professional zijn eigen intelligentie niet ziet. Hij kan dat niet altijd expliciteren. Het expliciteren ervan op vraag van de managers, die het proces beter willen beheersen, werkt frustrerend en doet afbreuk aan de intelligentie en efficiëntie van de ‘tacit knowledge’ of onbewuste kennis van de professional.

Voor een professional is de werkelijkheid meervoudig. Hij voert soms schijnbaar tegenstrijdige handelingen uit om tot resultaat te komen, waarbij hij kan terugvallen op zijn expertise en ervaring met een grote variëteit aan oplossingen. Dat verloopt niet of zelden lineair zoals bv. een handboek ‘workflows’ probeert te vatten.

Tot slot zorgt die variatie in aanpak door de professional er ook voor dat er spontane verandering optreedt, dat leidt ertoe dat de professional zich blijvend bijschoolt, leert uit zijn ervaringen en zich flexibel aanpast aan een situatie met het oog op het behalen van resultaat. Dit vergt en legitimeert zijn eis tot autonomie. Iemand die verschillende professionals wil managen zal hier dus oog voor moeten hebben.

De rol van de manager

Nochtans is een manager ook nuttig. Naast ondersteuning van de professional op intern, organisatorisch vlak, is er ook een toenemende externe oriëntatie van de professional: klantgerichtheid, maatschappelijke verantwoordelijkheid, enz.  Op die manier is management belangrijk als een tegenkracht die de ‘vrijheidsgraden’ (autonomie, flexibiliteit en vertrouwen)  van de professional dreigen te beperken.

Dit gaat bijvoorbeeld over een te laks toepassen van ‘tacit knowledge’ waardoor er fouten gebeuren, of er wordt geen onderlinge professionele controle toegestaan waardoor er geen interactie, uitwisseling en leerproces onder collega’s is. Professionals verbergen zich ook vaak achter het non-interventiebeginsel (collega-professionals spreken geen kwaad woord over mekaar, zijn niet voldoende kritisch en aanvaarden te makkelijk elkaars professionele tekortkomingen).

Vaak is de professional te zeer op zijn autonomie gesteld. Hij zondert zich dan af (eventueel met een volledige groep en nestelt zich in geslotenheid en cognitieve fixatie (waardoor er geen ruimte voor vernieuwing is).

In al deze gevallen kan de interventie van een manager heel waardevol zijn. Hij kan zorgen voor een collectieve professionele kwaliteit door hen zo te binden op verschillende manieren.

De taak van de manager

In het boek onderzoekt de auteur vervolgens hoe de manager het best professionals helpt in de context van de organisatie van strategie, kwaliteit, samenwerking, kennis en innovatie.

Enkele quotes als smaakmakers:

“Strategische veranderingen ontstaan niet door de lips van de manager, maar door de hips van de professional.”

“Strategieën-van-bovenaf zijn het meest betekenisvol als ze in beperkte mate worden uitgevoerd.”

“Kwaliteit behoeft niet te worden gemanaged, maar ontstaat in interactie tussen professionals.”

“Waarom zou een professional een [kennismanagement-]systeem nodig hebben, wanneer hij over een netwerk van professionals beschikt”.

“Wanneer professionals de kans wordt gegeven het wiel uit te vinden, zullen ze heus wel gebruikmaken van de wielen die er al zijn. Het proces uitvinden zal sneller verlopen naarmate er meer wielen zijn, maar gun professionals de gelegenheid hun eigen wiel uit te vinden.”

“Een professional die bereid is om zich voor zijn gekwantificeerde prestaties te verantwoorden, verwerft hierdoor heel wat vrijheidsgraden”

Verder is er een hoofdstuk over ‘verandering’ en meer bepaald moeilijk lopende, ‘stroperige’ verandertrajecten. Dit komt omdat managers die dingen willen veranderen tegen professionals aanlopen die veel make & break power hebben (expertisemacht, reputatiemacht en relatiemacht). De enige kans op slagen is de professional mee te nemen in een veranderproces waarbij hij zelf eigenaar wordt van de resultaten.

De managing professional

De auteur sluit af met de conclusie dat managers en professionals hoe dan ook niet zonder mekaar kunnen. Voor de rol van manager pleit hij voor de managing professional: doordat hij de taal van beide werelden kent is hij daardoor veel meer waard.

Concreet betekent dit voor een team het volgende:

  • De medewerkers mogen niet enkel uitvoerders van vooraf vastgelegde taken zijn, maar moeten zich als professionals opstellen.
  • De directeur mag niet louter een manager zijn die enkel de correcte uitvoering ‘beheersbaar’ wil houden.
  • Als de medewerkers meer autonome, flexibele, output georiënteerde professionals worden, zal de directeur meer een manager van professionals worden.
  • Als die directeur dan op zich ook een professional is of minstens heel erg vertrouwd is met de professie, kan hij de perfecte managing professional zijn.

Wat we dus nodig hebben, is een grotere beroepseer en meer professionalisering van zowel de medewerkers als de managers. En zoals De Bruyn het ook betoogt: de beste manier om dat te realiseren is door professionals met mekaar te verbinden.

“Managers en Professionals – Over management als probleem en als oplossing”, Hans De Bruijn, Academic Service, 2008 (ISBN 9789052616902)

Marc Mestdagh – http://www.marcmestdagh.be

Is er nood aan een kwaliteitslabel voor de Zelfstandige Professional ?

Als je als Zelfstandige Professional je toegevoegde waarde probeert aan te tonen aan een opdrachtgever kan je terugvallen op je cv, je referenties of een aanbeveling door een klant. Maar wat denk je van de waarde en impact van een objectieve attestering door een onafhankelijke partij?

Wellicht niet verwonderlijk maar Nederland loopt voorop als het over kwaliteitslabels voor ZP’ers gaat. Enkele voorbeelden, zowel generiek als meer sectorgericht:

Een tijd terug maakte ik voor het bestuur van FEDIPRO een overzicht van uiteenlopende mechanismen inzake kwaliteitsborging om na te denken over de manier waarop FEDIPRO ‘waarde’ zou kunnen creëren voor haar leden. Instrumenten vanuit de overheid (als uitvoerder van wetgeving) zoals in het geval van vrije beroepen, beschermde titels, erkenningen …  laten we hier even buiten beschouwing.

  • Gedragscode: een vrijwillig of verplicht (bv. om lid te mogen zijn van de organisatie) te onderschrijven gedragscode is een goed signaal naar de buitenwereld, maar tenzij er ook een klachtenprocedure en -behandelingscommissie met duidelijke bevoegdheden is, is dit eerder vrijblijvend. Voor de ondertekenaars betekent dit in elk geval een engagement om zich ‘professioneel’ op te stellen.
  • Registratie: mits aan een aantal voorwaarden te voldoen (administratief, maar eventueel ook nakomen van permanente vorming) kan men opgenomen worden in een register dat dan ook publiek voor derden ter beschikking staat. Dit instrument wordt in Nederland wel meer gebruikt.
  • Zelfverklaring: dit instrument gaat verder dan een standaard gedragscode ondertekenen. Het houdt eigenlijk in dat iemand een soort van verslag uitbrengt van hoe hij/zij omgaat met de bepalingen van de code. Een self-assessment kan hieraan ten grondslag liggen.
  • Certificatie: iemand krijgt een certificaat op basis van gevolgde opleiding, examens, een dossier met ‘credentials’ … Dit kan onder de vorm van een ‘light-versie’ door de vereniging zelf gebeuren, waarbij de beoordeling eerder formalistisch, kwantitatief is of  via een onafhankelijk orgaan dat ook een kwalitatieve controle uitvoert.
  • Kwaliteitslabel of keurmerk: dit gaat verder dan certificatie en omhelst meestal het geheel van de activiteiten van de gelabelde. Een audit door een derde onafhankelijke partij (meestal op zich ook geaccrediteerd om dat soort audits te doen) is noodzakelijk.

En in België

Recent lanceerden 25 Belgische beroepsfotografen PORTRA, een kwaliteitslabel voor portretfotografie. “Om deel uit te maken van de groep moeten de fotografen als specialisatie portretfotografie hebben, in bezit zijn van een eigen professionele portretstudio en over bewezen vakmanschap beschikken. Voor PORTRA  staat kwaliteit niet alleen voor mooie foto’s, maar ook voor een klantvriendelijke benadering van bij het eerste contact met de klant, tot en met de aflevering van het eindproduct.” Hoe deze voorwaarden precies gecontroleerd worden is niet duidelijk op de website, evenmin of er een derde onafhankelijke partij aan te pas komt of niet.

En er is ook nog een ander nieuw initiatief op komst, dat zich niet beperkt tot een bepaalde sector. Management Information is al 25 jaar actief om de “consulting & learning” markt transparanter te maken. Dit via audit-methodes, zoals Qfor of de audit kmo-portefeuille, maar ook via webplatformen. Binnenkort wordt een nieuwe portaalsite met zoekmachine gelanceerd die enkel met gevalideerde data over dienstverleners (waaronder Zelfstandige Professionals) zal werken.

FEDIPRO krijgt de kans om preferent mee te werken aan een nieuw webplatform waarbij deze ‘third party validation’ centraal staat. We organiseren op 10 december een workshop waarbij we de scope, verwachtingen en behoeften bekijken om zo’n platform optimaal te laten werken.

Geïnteresseerd om hierover mee te denken, en tegelijk te genieten van een verrijkende avond, schrijf vlug in. Kan je er niet bij zijn, maar heb je hier toch een mening over, laat het ons weten!

Inschrijven voor deze sessie (gratis voor Fedipro-leden), klik hier.

Goed opdrachtgeverschap vraagt sterke zelfstandige professionals

De zelfstandige, onafhankelijke professional (IPRO) wordt niet langer enkel ad hoc ingezet om moeilijke situaties op te vangen, zoals bijvoorbeeld een interim crisis- of transitiemanager verwacht wordt te doen. Of om opvulling te geven aan “piek en ziek” momenten in een organisatie. De tijdelijke inzet van professionals is op zich aan het professionaliseren.  Dat betekent onder meer dat bedrijven zich beter gaan organiseren om niet alleen vlot maar ook de beste IPRO’s te kunnen engageren. Bij organisaties verschuift de aandacht van een focus op ‘inkoop’, naar inhuur en het strategisch (bv. als onderdeel van het HR-beleid) bekijken van hoe ze best tijdelijke krachten inzetten.

Goed opdrachtgeverschap, zoals onze noorderburen het noemen, vraagt gerichte inspanningen op heel wat vlakken. Dit kan gaan over goede interne planning, selectie van kandidaten, maar ook over on- en off boarding procedures, het valoriseren van de ingebrachte kennis, een correcte verloning en zelfs een alumni-beleid om waardevolle IPRO’s te binden aan de organisatie.

Dat is uiteraard nuttig om tot een kwalitatieve relatie tussen de opdrachtgever en de IPRO te komen, maar mogelijk ontstaat er een David tegen Goliath situatie. Als IPRO sta je er meestal alleen voor, terwijl de opdrachtgever beschikt over een eigen juridische dienst of graag met eigen modelovereenkomsten werkt.

IPRO’s en juridische vraagstukken

Het is daarom zinvol om als IPRO vooraf stil te staan bij deze problematiek en op zoek te gaan naar juridisch sterke maar vooral praktisch haalbare oplossingen voor verschillende scenario’s:

  • hoe omgaan met een opdrachtgever die in een contract verregaande eisen probeert op te leggen?
  • hoe kan je jezelf juridisch indekken zodat je de eigendomsrechten op je werk niet verliest?
  • hoe vermijd je exclusiviteitsclausules of niet-concurrentiebedingen in een overeenkomst zonder de klant te bruskeren?
  • hoe ga je om met samenwerking of onderaanneming als je samen met een collega een job aanpakt?
  • hoe kan je best je verantwoordelijkheden ten opzichte van de opdrachtgever afperken (waar neem je de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever over )?

Voor al deze vragen zijn er niet zomaar standaard antwoorden te verzinnen. Veel hangt af van de bredere context waarbinnen men als IPRO opdrachten uitvoert. Geen betere manier om van mekaar te leren door net die specifieke ervaringen uit te wisselen onder collega’s om samen, onder begeleiding van een expert terzake, tot nieuwe en waardevolle inzichten te komen.

FEDIPRO organiseert daarom op 10 november een masterclass onder leiding van advocaat-jurist Bart Van den Brande van Sirius Legal. Naast de kennisopbouw en uitwisseling met de andere deelnemers, krijgen de deelnemers concrete tips die toelaten een modelovereenkomst op maat te maken.

Meer informatie over deze sessie op 10/11/2015 van 16u tot 19u in Mechelen vindt u hier.

https://fediprolab.wordpress.com/ledenvoordelen/masterclass2015/

Van ZZP’er naar ZP’er (Zelfstandige Professional)

De één miljoen zzp’ers die in Nederland actief zijn noemen zichzelf het liefst geen ‘zzp’er’. ‘Zp’er’, ofwel ‘zelfstandig professional’, is de populairste benaming (27%), gevolgd door de algemene benamingen ‘ondernemer’ (20%) en ‘zelfstandige’ (16%). Dat blijkt uit onderzoek van ZZP Barometer onder ruim 3.400 zzp’ers in Nederland. Dat ligt dus in lijn met de door FEDIPRO gehanteerde term van IPRO (independent professional of zelfstandige professional).

Opvallend is dat de meest gebruikte termen, ‘zzp’er’ (13%) en freelancer (10%), het slechtst scoren. “Zzp’ers zijn ondernemers. Maar de politiek maakt graag onderscheid tussen ondernemers met en zonder personeel, waardoor de term ‘zzp’er’ niet zo snel vervangen zal worden,” aldus Jeroen Sakkers, initiatiefnemer van ZZP Barometer.

De volledige infographic vindt u hier:

Hoe belangrijk zijn intermediairen voor IPRO’s (zelfstandige professionals, freelancers)?

boek_voorbeeld_fediproTer voorbereiding van de Fedipro Essentials, een handige wegwijzer en inspiratiebron voor de onafhankelijke professional (IPRO), zijn we ook aan het bekijken hoe de ‘acquisitie’, het vinden van werk, verloopt.

We gaan er in principe van uit dat de ideale IPRO niet enkel een geëngageerde expert is in zijn vakdomein, maar ook voldoende sterk in zijn schoenen staat als ‘ondernemer’ om zelf te voorzien in opdrachten.  Dat is in elk geval de situatie waar FEDIPRO naar streeft voor haar leden.

In de praktijk merken we echter dat er uiteenlopende markt- of sectormechanismen voorkomen, waarbij het acquisitieproces, maar ook eventueel de verdere opvolging wordt verlegd naar ‘een derde partij’ of intermediair. We sommen ze even op in een willekeurige volgorde:

  1. Interim managementbureaus en projectsourcingbedrijven: zij zorgen voor het aanbrengen van opdrachten en de administratieve opvolging ervan. Meer en meer profileren deze bedrijven zich als een kwalitatieve, meedenkende partner van de IPRO, en voorzien zij in een brede ondersteuning (bv. opleiding, peer-to-peer uitwisseling). Zie ook het Federgon-trendrapport over de uitdagingen van de sector van arbeidsbemiddeling en HR-dienstverlening, en in het bijzonder de nieuwe rollen van de arbeidsmarktintermediair (blz. 29): http://www.foresight2020.be .
  2. Klassieke jobsites en bureaus die instaan voor selectie en werving zijn vooral van belang om opdrachtgever en IPRO samen te brengen.
  3. Internetplatformen waar vraag en aanbod samengebracht wordt. Uit ons onderzoek eerder dit jaar is gebleken dat er verschillende modellen bestaan, met verschillende resultaten. Zie de Fedipro Whitepaper No Time To Waste op http://wp.me/p5OVxz-y .
  4. Gespecialiseerde bureaus waarvoor de regelgever een bijzondere wettelijke omkadering heeft voorzien zoals de Sociale Bureaus voor Kunstenaars (SBK’s). Zie: http://www.kunstenloket.be/organisations/24
  5. Netwerken van IPRO’s die zichzelf profileren als een entiteit, zeg maar een ‘merk’, met daarachter een duidelijk businessmodel (bv. om voor het collectief opdrachten binnen te halen of om bepaalde diensten/producten goedkoper aan te kopen). Deze constructie komt voor bij zowel klassieke bedrijfsstructuren (bv. consultancykantoren met zelfstandige partners/vennoten) als bij alternatieve vormen (coöperatie, vzw-vereniging,…).
  6. Informele netwerken of clubs van IPRO’s die mekaar eerder ‘achter de schermen’ opzoeken om ervaringen uit te wisselen of om samen op een project in te schrijven. Meestal zijn dit kleinschalige initiatieven, die bovendien soms enkel ad hoc – als er echt nood aan is – samenkomen.
  7. Initiatieven binnen beroepsverenigingen en sectororganisaties waarbij IPRO’s in werkgroepen of specifieke trajecten mekaar ontmoeten binnen de ‘comfortzone’ van hun vakdomein, maar met een visie op het ‘meta-gebeuren’ van de IPRO. Deze zomer heeft FEDIPRO een dergelijk traject mee helpen opzetten voor VMx, de beroepsvereniging van milieuprofessionals ism 2Mpact: zie http://www.2mpact.be/nl/food-professionals .

Deze mechanismen hebben allemaal gemeen dat ze het leven (lees: het administratieve, niet-vakdomeinspecifieke leven) van de IPRO willen vergemakkelijken, zodat die vooral met zijn expertise bezig kan zijn. Toch stellen we bij de IPRO wel enkele aandachtspunten vast. Dat geldt in het bijzonder voor de meer formele tri-partitestructuren van hierboven:

  • De kost verbonden aan de tussenkomst van een derde partij. Een recente enquête bij onze noorderburen leert iets over de marge die de zzp’er (zelfstandige zonder personeel) kwijt is aan de bemiddelaar: http://zzpbarometer.nl/2015/07/infographic-zzp-marge/
  • De afhankelijkheid ten opzichte van de derde partij komt soms versmachtend over. In sommige gevallen is er sprake van een echte ‘vendor lockin’-relatie ten gevolge van exclusiviteitscontracten of niet-concurrentiebedingen
  • De vakdomeinspecifieke onafhankelijkheid van de professional staat soms onder druk door de specifieke werkomgeving gecreëerd door de derde partij
  • De vooropgestelde omkadering en ‘ontzorging’ door de derde partij sluit niet altijd even goed aan bij de verwachtingen van de IPRO

Vanuit de kant van de opdrachtgever merk je enerzijds de interesse om dankzij die ‘derde partij’ efficiënter en effectiever beroep te kunnen doen op IPRO’s. Anderzijds is er een trend waarbij bedrijven en organisaties hun human resources-aanpak meer zelf in hand willen nemen om korter te kunnen inspelen op de flexibiliteit en specialisatie van de resources die zelfstandigen kunnen aanbieden. De inzetbaarheid van IPRO’s heeft een veel grotere betekenis gekregen dan het louter opvullen van een tijdelijk capaciteitsprobleem of kennishiaat. Meer en meer bedrijven bouwen hun personeelsmanagement uit als een netwerk met een kern van vaste medewerkers die vlot versterkt kan worden met freelance specialisten. We zien dus dat bedrijven kennisopbouw om met IPRO’s te werken intern opbouwen, en als ze al beroep doen op externe ondersteuning, dan ligt de lat van verwachtingen hoog. (Zie ook het rapport “De arbeidsmarkt in 2020” in opdracht van Federgon).

*******

Heb jij goede of minder goede ervaringen of een uitgesproken mening of inzicht over de vraag naar het belang en de impact van ‘derden’ binnen het acquisitie- en uitvoeringsproces van de IPRO, laat het ons zeker weten !

Wil je op de hoogte blijven van de publicatie van de Fedipro Essentials, registreer je gratis op onze newsletter, of nog beter, word lid van Fedipro !

Grote waardering van interim-professionals voor opdrachten

Uit een onderzoek naar duurzame en waardevolle samenwerkingsrelaties tussen interim-professionals en inhurende organisaties in Nederland blijkt dat er een grote waardering is van interim-professionals voor de opdracht en de opdrachtgever. Interim-professionals geven gemiddeld een 7,9 aan de opdracht. Slechts 8 procent geeft een 6 of lager. ER is ook een hoge waardering van gemiddeld 7,6 voor de opdrachtgever.

Goede matchen tussen opdracht en interim-professional

De waardering voor de opdrachten en opdrachtgever kan verklaard worden doordat de opdrachten vaak zeer goed passen bij de kennis, kunde en ervaring van de interim-professionals. Ten tweede valt het te verklaren doordat ze veel autonomie krijgen. Ten derde is de opdracht in regel een positieve aanwinst voor de portfolio van de interim-professional. Opdrachten bieden goede kansen op vergelijkbaar vervolgwerk, kansen om het netwerk te versterken en zichtbaarheid en reputatie van de interim-professional te verhogen.

Verbeterpunten opdrachten

Uit het onderzoek blijkt dat er een drietal belangrijke verbeterpunten zijn rondom opdrachten voor interim-managers.

  1. Opdrachten zijn vaak onvoldoende duidelijk omschreven. Een concreet geformuleerd eindproduct ontbreekt dikwijls.
  2. De financiële beloning van de opdracht valt vaak tegen. De financiële zekerheid die de opdracht biedt is vaak beperkt.
  3. In veel gevallen is er sprake van een forse afstand tussen de woonplaats en de plaats waar de opdracht wordt uitgevoerd.

Dit zijn nog enkele conclusies die men kon trekken uit het onderzoek:

  • Opdrachtgevers zijn in regel betrouwbaar en bieden een fijn werkklimaat
  • Opdrachtgevers bieden weinig mogelijkheden tot doorgroei en vervolgwerk
  • Interim-professionals zijn tevreden over het inhuurproces, behalve over de afsluiting van de opdracht
  • De inhoud van de opdracht staat centraal, het inhuurproces is slechts ondersteunend
  • Geen grote verschillen tussen mannen en vrouwen met betrekking tot goed opdrachtgeverschap
  • Ook tussen jongeren en ouderen zijn er geen grote verschillen qua goed opdrachtgeverschap
  • Opdrachtgevers waarderen interim-professionals op basis van hoge output en unieke kennis

Nog meer conclusies lezen en het volledige onderzoek doornemen? Dat kan hier.

#13 – Op zoek naar een identiteit, maar niet zozeer een vereniging ?

Eén van de grootste uitdagingen voor de IPRO is erkenning krijgen voor zijn specifieke statuut en belangrijke socio-economische rol. Op de eerste plaats moet dit van buitenaf komen, door de overheid, de opdrachtgevers en de publieke opinie. Maar dat neemt niet weg dat er ook nog werk aan de winkel is voor de IPRO om zichzelf te definiëren en beter in de markt te zetten. Op dat vlak moet de IPRO voorbij de eigen vitrine durven kijken. Patricia Leighton* stelt in haar onderzoek  over IPRO’s:

“Identification and self-definition creates the basis for associating with one another and also projecting a voice to the wider commercial or public World.”

Je zou er dus intuïtief van uitgaan dat IPRO’s actief op zoek gaan om zich te verenigen om vanuit de collectiviteit meer kracht en stem te halen. Niets is minder waar.

“Their responses suggest a more detached, even utilitarian attitude to professional bodies.”

En als ze al lid zijn van een vereniging, kiezen ze dan soms nog liever voor niche-verenigingen die dichter bij hun specifieke expertise aansluiten.  Uit het onderzoek blijkt dat er een zeker wantrouwen is tegenover het collectief organiseren van een omkadering voor het beroep. Dit zou kunnen leiden tot reglementering en beperkingen waarvoor veel IPROs net het werknemerstatuut verlaten hebben. Interesse om samen te werken beperkt zich meestal tot het invullen van praktische behoeften zoals het gebruik van een co-workingspace.

Leighton concludeert dat de rol van een vereniging belangrijk blijft, op zijn minst om als IPRO niet geïsoleerd te geraken. Hierbij zal echter een nieuw evenwicht gevonden moeten worden tussen de ‘restraints’ van een vereniging en de vrijheid waarvoor de IPRO staat. Dus ook voor de vereniging van IPRO’s een uitdaging.

Members only: FEDIPRO zoekt voor haar leden een perfecte ‘matcht’ tussen de ‘what’s in it for me?’ en de collectieve belangenbehartiging.

* “Future Working: The Rise Of European’s Independent Professionals” van Professor Patricia Leighton, IPAG Business School Frankrijk (2014) – http://wp.efip.org/wp-content/uploads/2014/03/Future_Working_Full_Report.pdf

#12 – Minstens 80.000 zelfstandige dienstverleners in België

Dit cijfer komt uit het jaarverslag 2013 van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen. In totaal waren er in 2013 meer dan 1 miljoen zelfstandigen aangesloten (660.000 mannen en 340.000 vrouwen).

Onderstaande tabel toont een opsplitsing per activiteiten, waarbij er een duidelijke scheiding is tussen handel, vrije beroepen en dienstverleners. Potentieel ligt het aantal IPRO’s (zie ook 14.000 diversen) hoger dan 79.890.

fedi_stat

Bron: http://www.rsvz-inasti.fgov.be/nl/tools/publications/annual_report_13.pdf

Members only: verder in kaart brengen van aantal IPRO’s in België